Titia Bergsma: wereldberoemd in Japan
Leeuwarden heeft vrouwen voortgebracht die wereldwijd bekend zijn zoals Rembrandts zo vaak geportretteerde vrouw Saskia Uylenburgh en de vaak verfilmde danseres/spionne Mata Hari. Maar Titia Bergsma die in Japan heel vermaard is, kennen de meesten doorgaans niet. Op 2 april 2021 is het 200 jaar geleden dat Titia, in 1786 aan de Nieuwestad 63 in Leeuwarden geboren, in Den Haag overleed. Er is alle reden om ook in dit magazine bij haar 200ste sterfdatum stil te staan: ze was namelijk de eerste westerse vrouw die bewust tegen alle regels van de shogun in een bezoek bracht aan Japan, een tot dat moment voor Europeaanse vrouwen eeuwenlang hermetisch afgesloten land. In die zin leek haar moed wel op die van Saskia die twee eeuwen eerder zonder naasten de toen verre reis vanuit Friesland naar Amsterdam ondernam. Saskia en Titia zouden beiden niet oud worden en konden in hun jeugd vast niet bevroeden dat hun portret in veel internationale musea respectievelijk in Japan zou komen te hangen. Straks sta ik stil bij de vraag waarom talloze schilders Titia als eerste Westerse vrouw in Japan hebben geportretteerd en waarom haar beeltenis daarna eindeloos werd gekopieerd: op schilderijtjes, porseleinen servies en nog altijd op honderden souvenirs in Japan.
Titia is op 12 maart 1786 in de Waalse kerk gedoopt en was een dochter van Mr. E.H. Bergsma, die later lid zou worden van wat nu de Hoge Raad heet. Net als Saskia stamde ze af van een prominente familie. Ook zij hadden bijvoorbeeld een kok en een dienstmeisje in dienst. In 1804 ontmoette ze Jan Cock Blomhoff. Nadat deze ‘partij’ eerst door vader Bergsma was afgewezen trouwde ze vele jaren later alsnog met hem in Den Haag. Samen met hun zoontje Johannes en een kindermeisje zeilden ze naar Batavia. Later gingen ze van daar met de Vrouwe Agatha naar het Japanse eilandje Deshima aan het eind van een smalle baai bij Nagasaki. Nadat hij er eerder magazijnmeester was geweest zou Blomhoff nu de lucratieve post van opperhoofd gaan vervullen op het handelseiland Deshima. Hij zou daar Hendrik Doeff opvolgen. Japan was toen voor buitenlanders nog een groot mysterie. Naast een naburig klein eilandje voor Chinezen was dit eilandje (ter grootte van de Dam) het enige venster naar buiten en de enige verbinding met de westerse wereld. Op deze ‘postzegel’ mochten sinds 1641 alleen Nederlandse kooplieden verblijven, in de praktijk ging het om tussen 10 en 15 mannen. Tegenover Hollandse stoffen stond veelal koper, goud, zilver en porselein uit Japan. Het vasteland was en bleef gesloten voor buitenlanders. De Japanse controle op de Nederlanders en hun handelswaar was buitengewoon strikt. Eens per jaar gingen er een of twee schepen vanuit Batavia naar Deshima.
Maar toen Blomhoff en Titia vlak na de Franse tijd erheen voeren en er in augustus 1817 aankwamen was er in geen jaren contact tussen Deshima en Batavia (laat staat Holland) geweest. Men was er ook onkundig van de meeste ontwikkelingen die zich in Europa en in de laatste jaren van Napoleon hadden afgespeeld. Wel hadden Engelsen geprobeerd -ervan uitgaande dat deze handelspost ook Frans was geworden- de Nederlandse handelskolonie over te nemen maar zowel de Japanners als Doeff hebben zich daartegen verzet. Weinigen weten dat dit de enige plek op de aarde was waar de Nederlandse driekleur in de Franse tijd is blijven wapperen, zo constateert Gijs van der Ham in zijn artikel Japans portret van een Nederlandse familie (Titia c.s.) in zijn boek De geschiedenis van Nederland in 100 voorwerpen (blz. 363 e.v.).
Toen, in 1817, veroorzaakte vooral het gegeven dat nota bene een westerse vrouw daar een voet aan wal zette enorme opschudding. Je kunt het vergelijken met wat er zou gebeuren als zich hier ineens een marsmannetje zou aandienen. Blomhoff dacht dat de strenge sakoku-regels in Japan als het om vrouwen ging in dit geval wel soepel toegepast zouden worden nu hij zo’n belangrijke positie gekregen had. Volgens prof. Marita Mathijssen zat zijn Europese mentaliteit hem daarbij dwars. Hij rekende op de gouverneur van Nagasaki. Die liet het echtpaar inderdaad na flinke aarzeling toe maar moest daarna te rade gaan bij shogun Tokugawa Ienari in Edo, het huidige Tokio.
Titia’s komst was hoe dan ook groot nieuws in Japan: men had nog nooit een vrouw gezien met deze rode kleur haar, met ronde ogen, heel afwijkende kleding, met parfum en een rechte manier van lopen. En…. ze liep gewoon hand in hand met Blomhoff in plaats van enkele stappen achter hem aan! Dit ‘buitenaardse wezen’ werd overigens vergezeld van een andere westerse vrouw, haar min Petronella Muns. Deze kreeg echter veel minder aandacht dan haar meesteres Titia.
Het verzoek van Blomhoff (via de gouverneur) om zijn vrouw toe te laten werd door de shogun afgewezen. Sterker: de gouverneur van Nagasaki die haar had toegestaan om bij aankomst het schip te verlaten kreeg weliswaar niet de doodstraf (gebruikelijk bij zware schending van de regels) maar onmiddellijk wel de bons.
Titia heeft maar drie maanden in Japan verbleven, dat lijkt kort, maar het was lang genoeg om twee eeuwen later nog een rol te spelen in de Japanse portretcultuur. Vooral de artiesten Kawahara Keiga en Isizaki Yushi kregen er maar geen genoeg van haar in alle mogelijke poses, vaak met gezinsgenoten, af te beelden. En die afbeeldingen zijn later, met talloze eigen interpretaties, gekopieerd in diverse ateliers die vaak van vader op zoon overgaan.
Een verre nazaat van haar, René Bersma (de ‘g’ in de naam was intussen verloren gegaan), schreef het door zijn dochter Nathalie prachtig vormgegeven boek Titia, de eerste westerse vrouw in Japan (2003). Deze oud-diplomaat van Canada speelt ook de hoofdrol in de schitterende Close Up documentaire ‘Verliefd op Titia’ (9 maart 2008; alleen nog tegen betaling te bekijken) waarvan in dit artikel dankbaar gebruik is gemaakt.
Uit die documentaire blijkt dat Titia nog steeds in diverse Japanse musea (Nagasaki, Tokio, Kobe) wordt gekoesterd via prenten, houtsneden, zgn. rolschilderingen en schilderijen. Een belangrijk groepsportret is in 2008 door het Rijksmuseum van een nabestaande van Blomhoff aangekocht. In de 19e eeuw was het ‘Titia-design’ veruit het belangrijkste souvenir in Japan; de documentaire maakt duidelijk dat Titia ook nu nog voortleeft op honderden souvenirs. Deze worden in massa-oplage verkocht, zonder overigens dat men zich vaak bewust is van welke vrouw daaraan ten grondslag ligt.
Wat is nu kenmerkend voor het ‘Titiadesign’? Ze kijkt steeds naar links en heeft vaak een paraplu als attribuut. Oorspronkelijk werd ze vrijwel altijd afgebeeld met oorbellen, een haarkam, een specifieke jurk en een rode koraalketting. Die kenmerken zijn nog steeds bepalend maar niet zelden kennen souvenirs anno nu ook een eigen interpretatie zoals een groene ketting.
En Blomhoff heeft doorgaans een Hollandse pijp bij zich. Op grotere afbeeldingen wordt vaak het hele gezin afgebeeld, bestaande uit Jan en Titia, hun zoontje Johannes (‘Jantje’), de min Petronella Munts en hun Javaanse dienstbode Maraty. Er waren in Nagasaki twee gildes voor schilders. Zij hadden o.a. tot taak om alle exotische zaken die zich op Deshima afspeelden nauwkeurig vast te leggen. Zo zijn er afbeeldingen van Titia die op het klavier speelt, van het gezin dat met gasten aan het eten is en andere zaken die zich in het dagelijkse leven in en om de ca. 30 huizen van Deshima (het grootste was voor Blomhoff) afspeelden. Zo maakte de beroemde schilder Ishikawa Moko bijvoorbeeld een onbewerkt schilderij waar Titia wederom op de piano speelt, het dienstmeisje Maraty drankjes brengt, Jan de pijp rookt en Petronella de hand van Johannes vast houdt: een en al ‘Hollandse gezelligheid’ die later zou omslaan in een stilte voor de storm die Titia zou treffen.
Dankzij al die afbeeldingen en diverse exact nagebouwde huizen die nu een toeristische bezienswaardigheid vormen kan men in hedendaags Deshima nog steeds een goede indruk krijgen van het toenmalige leven. Daar treft men bijvoorbeeld ook het soort typisch Europese bank aan dat op tal van Titia-afbeelden te zien is en ook de pijpen die Blomhoff rookte ontbreken er niet.
Verder ingaand op de afbeeldingen: wat hen in de Japanse traditie ook kenmerkt is dat er zeer weinig diepte in zit.
De ruimte waar Titia, Jan en hun gevolg in ziten wordt vaak niet afgebeeld. Het effect daarvan is dat alle aandacht zich automatisch richt op de voor Japanners zo exotische figuren.
Opmerkelijk is verder dat het hoofd van het zoontje Johannes meer lijkt op een volwassene in miniformaat. Het weergeven van de leeftijd is voor Japanse kunstenaars kennelijk geen relevant item.
Dat geldt ook voor het weergeven van de ‘westerse’ ogen van Titia. Op veel afbeeldingen heeft Titia Japans aandoende ‘amandelogen’. Kennelijk lukt het Japanners moeilijk om westerse ogen af te beelden of wil men dat niet. Aan het schildertalent van de oorspronkelijke schilders ligt dat niet: Meester Kaiga had een grote naam, ook op het terrein van het mengen van oosterse en westerse stijlen; hij was door het Hof aangewezen om als correspondent-schilder in Deshima te dienen en de ander, Isizaki Yushi, was zijn leermeester. Deze moest van het Hof vooral de Chinezen in Deshima visueel documenteren. Het atelier van de laatste kende in Nagasaki liefst 700 volgelingen. De reputatie van deze twee schilders, gecombineerd met hun bewondering voor de in hun ogen unieke verschijning en levensstijl van Titia heeft ongetwijfeld sterk bijgedragen aan de belangrijke rol die Titia is blijven spelen in de Japanse iconografie en in de Japanse kunst.
Titia werd na haar verblijf van drie maanden gedwongen om met haar zoontje, min en dienstmeid weer terug te keren met hetzelfde schip als waarmee zij gekomen was. Via Batavia keerde zij terug naar Nederland waar ze al in 1921, puur van verdriet, is gestorven. Ze werd begraven bij de Nieuwe Kerk in Den Haag. Haar man bleef achter en vernam pas 1,5 jaar later (!) van haar overlijden.
Tenslotte: wat herinnert in 2021 in Fryslân nog aan Titia? Naast haar geboortehuis-met-informatiepaneel en haar doopacte (HCL) zijn twee plekken van belang.
Op het plafond in de ontvangsthal van het Leeuwarder stadhuis zijn een kleine 30 beroemde Leeuwarders afgebeeld. Wie dat nog niet kent raad ik dringend aan deze ‘Hall of Fame’ eens binnen te lopen. Terecht zit er ook een treffende afbeelding van Titia Bergsma bij.
En last but not least maak ik melding van een prachtige vaas die in het bezit is van het Princessehof, door Nanne Ottema in 1933 aangeschaft. Op deze vaas in de vorm van een sakefles (sake is de nationale Japanse drank) staan aan de ene kant Titia met haar zoontje en hondje afgebeeld en op de andere kant ziet men twee andere personen. Dat moeten, afgaande op hun kleding, twee Chinezen zijn geweest die Deshima hebben bezocht. Deze prachtige fles uit ca. 1850 (29,5 cm. hoog) is een bruikleen van de Ottema Kingma Stichting en verdient mijns inziens door het museum dit kroonjaar extra ‘in het zonnetje’ te worden gezet.
Het is mooi dat Karin van der Wolf in 2021 het boek Titia Bergsma. Friese charme betovert Japanners heeft uitgebracht. Ook kwam een bundel met 32 haiku’s uit, samengesteld door het dichterscollectief Maandagdichters. De bundel draagt de toepasselijke titel: Parelsnoer voor frou Bergsma.
De laatste haiku in het boek luidt:
Titia Bergsma
kustlengte vol bloesemtuin
hermetisch gedicht…..
Peter de Haan